KERSTGROET 2021 van de classis

Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn.   (Lucas 1, 37)

Lieve zuster en broeders,

Het jaar 2021 houdt ons in zijn greep met een verdergaande coronapandemie en ernstige overstromingen in Valkenburg en Limburg in de zomer. Hoe is het u vergaan in het afgelopen jaar? Persoonlijk, wat betreft werk en maatschappelijk? Met welke uitdagingen had u te maken, en voor welke opgaven stond u? Waar heeft u verbinding en saamhorigheid met anderen beleefd, en waarin  vond u vreugde en geluk? Welke zorgen hebben zwaar op u gedrukt? En welke teleurstellingen had u te verwerken?

Pas na het kerstfeest maken wij doorgaans de balans op. Maar nu al kijken wij terug en vooruit in een jaar waarin er hoop was dat we het ergste hadden gehad met de pandemie, maar waarin de ziekenhuizen nu toch weer vol liggen met patiënten, en waar we weer niet samen voluit zingend het kerstfeest kunnen vieren. Niet alleen maatschappelijk wordt er veel van ons gevraagd, ook kerkelijk gezien moeten we telkens alle zeilen bijzetten om met de opgelegde beperkingen om te gaan.

Nochtans is er met advent een nieuwe kerkelijk jaar begonnen. Daarin richten we ons op het licht, dat ons in het duister tegemoet schijnt. We richten ons op de morgenster die ons met de wijzen de goede weg wijst. Het kerstverhaal vertelt ons hoe de herders schrikken van een fel licht (Lucas 2):

9Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk.

Het kerstverhaal vertelt hoe in de donkere nacht God naar de mensen komt en hoop en verwachting wekt voor hen die in duisternis verkeren. De engelen zeggen tot de herders:

11vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’

Het verhaal van de menswording geschiedt in het donker van de nacht. Eerst is er een ster, en dan genaakt er vanuit het duister een nieuwe dag.

Het is goed bij de donkere nacht stil te blijven staan. In de nacht komt een mens tot zichzelf, in de nacht ontstaat er ruimte voor iets anders omdat de overzichtelijkheid en het houvast van de dag verloren gaat. De mystieken hadden een grote voorliefde voor de nacht. Met ‘het andere’ doelen ze op de aanwezigheid van God die in deze wereld juist als verborgen – gewikkeld in doeken – aan het licht komt. Door in contact te komen met deze bron (van licht en liefde) wordt de mens losgemaakt van de sleur en ontstaat er ruimte voor het fonkelend nieuwe dat van God uit gaat.

Het kerstverhaal schildert ons ook de kleuren waarin dit nieuws wordt gebracht. Het kind wordt namelijk geboren in de marge van de samenleving, aan de rand, in een stal. Dit is geen toeval, Lucas vertelt heel bewust dat God juist in deze ellende, in de pijn en in de nacht van mensen, aanwezig is. Niet dat met deze geboorte dit alles in een klap is opgelost en de wereld verlost, want er zullen altijd dingen misgaan, en mensen zijn die lijden. Dat hoort nu eenmaal bij het leven. Om met paus Franciscus te spreken: er zullen altijd veldhospitalen nodig zijn. Want er zijn altijd gewonde mensen, en mensen in nood.

Maar midden in deze duisternis straalt een licht. Met de geboorte van de messias toont de Heer zich solidair met hen die gevangen zijn in de nacht. De ster van het kerstfeest voert de wijzen niet naar het machtscentrum van de koning of regering, maar naar een koning die van dienen zijn werk heeft gemaakt en daarom als kind ter wereld komt tussen de minsten in een stal.

Lucas heeft oog voor de kleine goedheid. Zoals wij in de kerk kunnen werken aan de kleine generositeit. De zondagse eredienst creëert verbinding tussen mensen binnen de kerk zelf. Iemand die pas zijn echtgenote of zijn kind verloor, loopt er misschien rond. Iedereen is vriendelijk tegenover hem. Niemand lost zijn probleem op of probeert therapeutisch in te grijpen. Het bestaan zelf van de kerk en de economische gezien ‘niet nuttige’ activiteit van de kerkdienst, blijkt een goede vorm van troost, zonder te direct, te impliciet, te nadrukkelijk aanwezig te willen zijn.
De kerk brengt barmhartigheid, vergiffenis, generositeit die de profane samenleving met haar ‘contrat social’ niet kan aanreiken. Ze laat zien dat redelijkheid in het leven mooi is maar nooit genoeg kan zijn. De kerk schept ruimte voor de onredelijkheid  van barmhartigheid, liefde en vergeving en generositeit. En dat heeft deze wereld hard nodig.

Mensen schitteren als sterren (Phil. 2, 15b) wanneer ze dienstbaar zijn aan de ander, wanneer ze kwetsbaar en gevoelig zijn. Gevoeligheid is geen zwakte, maar is oog hebben voor de ander. Dat is nodig in een wereld die humaan wil zijn.  De toenemende ongevoeligheid in onze samenleving is een angstwekkend feit. Maar wij kunnen er iets tegenover stellen. En het is levensnoodzakelijk: want zonder kwetsbaarheid en gevoeligheid maakt onze samenleving geen schijn van kans.

Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn.   (Lucas 1, 37)
Zo zingt Maria in het Magnificat. En daarmee doelt ze op die wonderlijke omkering waarin de laatsten de eersten zullen zijn, en die laag gezeten zijn, hoog zullen worden verheven.

Dat is een grote troost, te weten dat we gezien worden door de Heer. En dat geeft hoop op een wereld waar eindelijk de vredevorst regeert.
Mogen we ons dit jaar in ons persoonlijke en maatschappelijke leven richten op dit kind, op zijn vredesrijk en gerechtigheid.

Ik wens u een gezegend kerstfeest en heil en zegen voor het jaar van onze Heer 2022.
In Christus verbonden.

Ds. Marco Luijk
Classispredikant Noord-Brabant, Limburg en Réunion Wallonne

m.luijk@protestantsekerk.nl
tel. 06 52 33 52 85
website www.classisbrabantlimburg.nl

Bron: Rik Torfs, De kerk is fantastisch.