De preek als performance

Prof. dr Gerrit Immink
uitgesproken op 25 januari 2023 tijdens het afscheid van scriba Bert Drost in de Grote Kerk in ‘s-Hertogenbosch

Intro
We zijn hier bijeen voor het afscheid van Bert Drost. Het was zijn wens om het vanavond met elkaar over de preek te hebben. Dat ligt hem na aan het hart. Het zal u bekend zijn dat Bert een lange staat van trouwe dienst in de kerk heeft. Dat gaat terug op de tijd dat er nog sprake was van drie kerken in een eenwordingsproces. Hoewel Bert zich ophoudt in een bepaalde hoek van de kerk – zeg maar de bevindelijk-gereformeerde orthodoxie – heeft hij zich steeds verantwoordelijk gevoeld voor de kerk in haar geheel en daar ook verantwoordelijkheid voor genomen. Dat is zeer te prijzen. Dat is ook de reden dat ik niet heb geaarzeld om vanavond hier iets te zeggen.

Maar iets zinnigs zeggen over de preek voor een kerkelijk nogal divers publiek – dat is geen sinecure. Elk van ons heeft zo zijn eigen gevoeligheden als het over de preek gaat. We zullen het er wel over eens zijn dat de Heilige Schrift een belangrijke rol dient te spelen in de preek. Maar hoe verstaan we de Schrift? Hoe krijgt de tekst van dat eeuwenoude boek gezag in ons leven? Daar bidden we om in de kerkdienst als we de Heilige Geest aanroepen om werkzaam te zijn in ons midden. Met andere woorden, er moet bij onszelf ook iets in werking gezet worden in ons hoofd en hart. We moeten als kerkganger betrokken raken en dat is niet vanzelfsprekend.

Hoe raken we betrokken?
Gelukkig is de preek geen losse toespraak. Het is onderdeel van de samenkomst van de gemeente van Christus. Ik heb de indruk dat het liturgisch besef de laatste jaren ook in de bevindelijk-gereformeerde orthodoxie is toegenomen. De liturgie is de godsdienstige bedding waarin je als gemeente bijeenkomt. De liederen en de gebeden geven structuur aan het samenzijn en de orde van dienst vormt de rode draad. In zekere zin is de liturgie de opmaat naar de preek. Je valt niet met de deur in huis; er is een voorportaal en je gaat een drempel over.

Sta mij toe om even iets over uit te weiden over de liturgie in de gereformeerde orthodoxie en daar tegelijk een kritische kanttekening bij te plaatsen. Binnen de bevindelijk-gereformeerde orthodoxie heeft de evangelische beweging de laatste decennia een behoorlijke voet aan de grond gekregen. Dat was te merken bijvoorbeeld in de liedkeuze en in de instrumentale begeleiding van de gemeentezang. Het liturgische principe van het uitsluitend zingen van Psalmen in de oude berijming is in sommige gemeenten losgelaten. In uw ogen is dat wellicht een minieme verschuiving, maar toch.

Nu wordt in veel gemeenten naast de psalmen ook gezongen uit de bundel Weerklank. Vaak begon dat met het zingen van opwekkingsliederen. Vergeet niet dat de bevindelijk-gereformeerde orthodoxie een sterk piëtistische onderstroom heeft. Liederen van Johannes de Heer werden op doordeweekse bijeenkomsten wel gezongen. De aandacht voor wedergeboorte en bekering, voor het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest, voor de heiliging van het leven – dat zijn thema’s waarop de bevindelijke en de evangelische stroming elkaar de hand reiken. In sommigen gemeente is er best een fikse uitstroom naar evangelische groepen, zoals bijvoorbeeld Mozaïek in Veenendaal.

Ik moet erbij zeggen dat ik hier zelf wel enige kritische reserve heb. Dat betreft niet het gezang of het geestelijke lied op zichzelf genomen. Maar de subjectieve beleving kan gemakkelijke de boventoon krijgen. Zeker in onze moderne tijd waarin beleving en ervaring hoge ogen gooien. Er gaat dan zo’n zuigkracht uit van de werking van de Geest in het innerlijk van de mens, dat Christus-in-ons en met-ons de overhand krijgt in het geloofsleven. Bekering en wedergeboorte worden dan tastbare en zichtbare werkelijkheden in een mensenleven. Daar kun je van getuigen en als het zo uitkomt elkaar ook de maat in nemen. Dat geldt ook voor het leven in de sfeer van de vernieuwing en de heiliging. Dat krijgt dan zichtbare gestalte in het leven van alle dag. Soms vloeit daaruit voort de roep om concrete prediking: het verlangen om duidelijke aanwijzingen voor het leven door-de-week.

Hoewel ik begrip en sympathie heb voor deze dimensie van het geloof, kruipt er bij mij toch een kritische reserve omhoog. Het piëtisme moet begrensd worden en de vrome mens mag niet alle aandacht opeisen. Zeker niet in de preek. Om het even wat dogmatisch uit te drukken: Christus-in-ons en met-ons komt in de lucht te hangen als het niet gefundeerd is en blijft in Christus-voor-ons en buiten-ons. Daarmee bedoel ik het historische optreden van Jezus van Nazareth: Zijn leven op aarde, Zijn sterven en Zijn verrijzenis. Kruis en opstanding blijven de geheimenis van het evangelie. Of om het nog anders te zeggen: het draait om het plaatsbekledende leven en sterven van Jezus Christus. Dat blijft het anker van ons behoud. In Zijn verschijning eens en voorgoed blijft ons geloof verankerd.

Zonder die heilshistorische basis vervluchtigt het christelijk geloof. Het komt dan in de lucht te hangen, zei ik zojuist. Beter gezegd: het geloof loopt dan vooral in onze dagen het risico te verinnerlijken of op te gaan in een psychologisch fenomeen. Uiteraard komt het eropaan dat er in ons mensenleven iets gebeurt. Met Paulus kunnen we zeggen dat Christus woning maakt in ons en onder ons. En dat is ongetwijfeld ook een geestelijk en zedelijk gebeuren. Maar: het komt niet uit ons op! Het is geen product van ons innerlijk of van ons brein. Het komt van buitenaf! Het wordt ons aangereikt. Simpel gezegd: het wordt ons als evangelie verkondigd. En die verkondiging is allereerst aanzegging: de Heer is waarlijk opgestaan! Dat is gebeurd op de Paasmorgen en dat valt niet samen met onze opstanding tot een nieuw leven.

Er blijft dus een onderscheid tussen toen en nu. Ook in de verkondiging mogen we niet alles in het heden trekken. In piëtistische kringen, of die nu zwaar bevindelijk of evangelisch zijn, bestaat de neiging om de bekering en de wedergeboorte te beklemtonen: de intocht van Christus in het hart, in de geestelijke vernieuwing – daar gaat het om! Hier en nu. In een meer moderne liberale setting kan dat eveneens gebeuren: je krijgt alleen maar toegang tot Christus als hedendaagse levenservaringen overeenstemmen met datgene wat Jezus toen teweegbracht. Het evangelie gaat pas voor je leven als je je eigen levenservaringen in het licht gaat zien van Bijbelse verhalen en getuigenissen. Dat is ook een beetje kort door de bocht geformuleerd, maar misschien herkent u er wel iets van.

Misschien zegt u nu: Maar het komt uiteindelijk toch aan op het geloof? Jazeker. Maar het geloof heeft wel een object, of een voorwerp, of hoe je het ook wil noemen. Het is geloof in God-drieenig: Vader, Zoon en Heilige Geest. In het geloof is er een tegenover, de Ander die ons aanspreekt. Wij zelf spelen niet de eerste viool. Dat is God, onze Schepper, die ons roept! God roept Abraham, Hij verkiest Israël, Hij openbaart ons Jezus Christus en Hij vernieuwt ons door Zijn Geest.

In het geloof komen we in een betrekking te staan. En in die betrekking heeft God het eerste Woord. Het komt eropaan Wie Hij is. Dat wordt ons uitgetekend in de geschiedenis van de openbaring. Hij is een God van liefde en ontferming. Hij verzoent de zonde en de schuld; Hij overwint de dood. Dat houdt in dat de geloofsgemeenschap zich laat leiden door het Wood en de daden van deze God. De kerk leeft in de verwachting van het koninkrijk van God. Soms staat dat haaks op datgene wat wij ervan terechtbrengen. Gerechtigheid en barmhartigheid hebben niet vanzelfsprekend de prioriteit in ons leven. Niet alleen om je heen, maar ook in je eigen leven merk je hoe weerbarstig het is om het goede te doen. Jagen we in het geloof dan een illusie na? Zijn vrede en rechtvaardigheid niet meer dan een utopie?

In onze protestantse traditie is die prioriteit van God tot uitdrukking gekomen in enkele centrale theologische begrippen. Zowel in de Lutherse als in de gereformeerde traditie komt dat naar voren in het leerstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze. De overtuiging dat God ons de volkomen gerechtigheid schenkt door Jezus Christus. De gerechtigheid is eerst een gave, en daarna pas een opgave. Paulus schrijft: ‘Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden.’ (Rom. 5:19)

In de gereformeerde traditie treedt naast dit centrale geloofsgegeven nog een ander Bijbels motief naar voren: Verbond en verkiezing. In die begrippen komt duidelijk naar voren dat het volk Israël en de Messias door God zelf op het wereldtoneel worden gezet. God roept Abraham, God verkiest Israël, God zendt Zijn dienaar. ‘Hier is mijn dienaar, mijn uitverkorene. In Hem vind ik vreugde.’ (Jes. 42) Die woorden klinken opnieuw bij de doop van Jezus.

In het gesprek dat ik ter voorbereiding op deze lezing had met Bert hebben we het hier ook even over gehad. Bert vroeg zich af of deze inzichten – die vanouds toch de kern van het protestantse geloof vormen – nog wel leven onder ons. Ik durf daar geen al te boude uitspraken over te doen. Wat ik wel meen te kunnen zeggen is dat deze geloofsovertuigingen het tij niet mee hebben. Deze inzichten staan op het eerste gezicht wat haaks onze menselijke ervaring. Het vereist de sprong van het geloof! Het heeft iets excentrieks! Het begint niet bij jezelf, maar bij iemand of iets buiten jezelf. Het landt wel in de ervaring, maar je menselijke “ik”, het menselijke zelf, wordt eerst onttroond. Misschien is het beste te omschrijven als een meer mystieke gewaarwording. Je wordt teruggeworpen op God, op Jezus Christus, op de Heilige Geest. Als het al iets is in het geestelijke leven, dan vooral ontvankelijkheid, geen zelfbeschikking! En dat is lastig voor de moderne mens.

Nu weer terug naar de preek
Een preek is een toespraak. Niet iedere predikant is even welbespraakt. Een welluidende stem is mooi meegenomen, maar als er geen kop en staart aan de preek zit is het niet goed. We mogen best eisen aan de preek stellen: helderheid, goed te volgen, goed taalgebruik, enige afwisseling. Een preek moet ook onderhoudend zijn. We moeten ons er iets bij voor kunnen stellen: raakvlakken hebben met het leven van alle dag.

Aan de ene kant brengt dat een zekere luchtigheid met zich mee: het is toch fijn als je met ‘plezier’ kunt luisteren! Dat wil nog niet zeggen: vermakelijk. Maar toch wel iets prettigs, namelijk dat je erin mee kunt komen. Dat je niet nodeloos geërgerd wordt of afhaakt. Dat het gaat over dingen die je ter harte gaan.

Anderzijds: het leven kent zijn mooie en moeilijke kanten. Wij mensen zijn ook in de weer met de dingen van alle dag, met samenleving en politiek, ziekte en gezondheid, met dood en leven. En dat roept allerlei vragen op. Een preek mag daar niet aan voorbijgaan. Bij een divers gehoor is dat best lastig. Als kerkganger breng je de lust en de last van het leven mee naar de kerk. Daar ben je als mens mee in de weer. Ook godsdienstig. Als het goed is brengt een preek daarin verdieping aan.

Een kerkdienst appelleert aan het geestelijke leven. Als we naar een preek luisteren, doen we dat met ons gevoel en met ons verstand. Niet alleen aan het gemoed, aan de emotie, maar ook aan ons begrip en ons verstand. Bovendien wordt er een appel gedaan op onze inzet, onze wil.

Bijbelse verhalen hebben een sterke evocatieve kracht: ze roepen iets op; doen een appel op de existentiële laag van ons menselijke bestaan. Niet alleen de verhalen uit het OT (bv Abraham), maar ook de gelijkenissen die Jezus vertelt: de verloren zoon, de opwekking van Lazarus. En wat dacht u van Jezus zelf? Zijn leven, sterven en opstanding spreekt tot de verbeelding. Het relateert aan zaken in ons eigen leven.

Het godsdienstige en het diep menselijke zijn met elkaar verbonden. Als daarover met elkaar spreken – dan vereist dat bezinning en zorgvuldigheid. Juist omdat het zoveel oproept. Je kunt als voorganger ook de plank misslaan.

Dat vraagt van een voorganger kennis en inzicht, wijsheid en invoelingsvermogen. Kennis van de Bijbel en inzicht in het leven. Dat is meer dan verstandelijke kennis. Dat vereist betrokkenheid, levenswijsheid, een goed waarnemingsvermogen. Inzicht in de Bijbelse ‘waarheid’: Hoe God zich in de Bijbel bekendmaakt, openbaart, zich presenteert en hoe mens en wereld er in dat licht uitzien. Daarom is een preek geen afstandelijke beschouwing, maar betrokken op het leven van de kerkgangers. Dus in de preek komt ook de kerkganger in beeld.

Hoe komt het geloof en het leven van de hoorders ter sprake? Herkennen de kerkgangers zich in de preek? Is het een spiegel van hun eigen leven? Tegenwoordig best lastig met zo’n divers publiek. Dat vereist ook een zekere congenialiteit tussen voorganger en gemeente. Uiteraard kun je zeggen dat die verwantschap gelegen is in het belijden van de kerk. Toch is dat maar gedeeltelijk waar. Want in de preek komt het geleefde geloof ter sprake.

Bovendien zijn kerkgangers niet alleen divers in hun opvattingen, maar ook in de manier waarop zij naar een preek luisteren. Zeg maar: hun karakter en persoonlijkheid spreekt ook een woordje mee. De één luistert meer verstandelijk, rationeel en de ander meer gevoelsmatig en emotioneel. Sommigen willen graag aan het denken gezet worden, willen graag een ordelijke opbouw van de preek, goed te volgen en verdiepend. Ze willen iets nieuws horen, graag iets leren over de Bijbel of over het geloof. Terwijl anderen juist meer vanuit hun gevoel in de kerk zitten. He moet je toch raken, je gevoelsleven moet aangesproken worden. Niet dat het puur om de emotie gaat, om de beleving, maar het moet toch wel bij je binnenkomen en je hart in beweging brengen. In de klassieke retorica hanteerde men: logos, pathos, ethos als kernnoties.

De preek als Woord van God
De kerkdienst is geen menselijk onderonsje. De samenkomst van de gemeente staat in het krachtenveld van de Geest. Bij de opening van het Woord bidden we om de werkzame aanwezigheid van de Heilige Geest. De epiclese is kenmerkend voor de gereformeerde eredienst. De Bijbel wordt een levend Woord. In de preek komt de boodschap van Jezus Christus tot ons. Een bekende uitdrukking uit de gereformeerde Reformatie: ‘de prediking van het Woord van God is het Woord van God’. Toch heeft die uitdrukking ook veel misverstand opgeroepen. Het is niet de bedoeling dat op grond van deze regel de dominee een bijna goddelijk gezag krijgt en daardoor op een voetstuk komt te staan. De preek heeft gezag voor zover de Bijbel gezaghebbend ter sprake komt.

Kunnen we een preek of flarden van een preek ervaren als Woord van God? De tegenwoordigheid van God ondervinden zal in de regel vaak gepaard gaan met aandacht in de communicatieve interactie en met een bewustwording van het geloof. Als de aandacht niet wordt gewekt in de communicatie, en het geloof niet wordt aangesproken, dan zal in de regel ook het Woord Gods niet doorkomen. Gods Geest gaat de middellijke weg. Het geloof wordt gewekt en gesterkt in en door de Woordbediening.

De uitdrukking ‘Woord van God’ komt pas goed tot zijn recht als we het ‘Woord’ verstaan in de samenhang van spreken en horen. De ingang die het Woord van God vindt in het innerlijk van de mens – dat een mens zich aangesproken weet – is geen bijkomende zaak. Vandaar dat er ook stromingen zijn die het Woord van God bijna identificeren met het innerlijk aangesproken en geraakt worden. Terwijl anderen de nadruk juist leggen op het van buitenaf komende karakter van het Woord van God. Het is een aan de mens extern Woord, dat gezaghebbend naar ons toe komt en geen uitvergroting of projectie van een innerlijke stem.

Paulus schreef aan de gemeente van Thessaloniki: ‘Wij danken God dan ook onophoudelijk dat u Zijn Woord, dat u van ons ontvangen hebt, niet hebt aangenomen als een boodschap van mensen, maar als wat het werkelijk is: als het Woord van God dat ook werkzaam is in u die gelooft.’ (1 Tess. 2:13). Dus de mondelinge verkondiging van het evangelie wordt aangemerkt als Woord van God. Die mondelinge overlevering brengt geloof teweeg. Naar die koppeling tussen mondelinge verkondiging en geloven wordt ook verwezen in de Romeinenbrief: ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.’ (Rom. 10:17) In een brief van Petrus (1 Petr. 1:25) komen we dezelfde gedachte tegen: ‘Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid. En dit is het Woord dat onder u verkondigd is.’

Is het ‘Woord van God’ een gevaarlijke uitdrukking? Wel als het wordt vermengd met een misplaatste autoriteit: (1) Als het wordt gekoppeld aan het gezag van de spreker. Als het elke discussie over de interpretatie van Bijbelteksten doodslaat. (2) Als het wordt losgemaakt van de geestelijke werking van het Woord in een mensenleven; als de vrijheid van de hoorder niet geëerbiedigd wordt. De preek moet speelruimte laten voor het geloof en de bevinding. (3) Als de ruimte voor Bijbeluitleg en interpretatie met machtswoorden wordt overvleugeld.

In de preek komen het Woord van God en het geloof van de gemeente in samenhang ter sprake.
Dus ook de werking van het Woord in het geleefde geloof. Dus mag er best aandacht zijn voor het mystieke, het geestelijke en het ethische en leven. Boete, berouw, vreugde, dankbaarheid, hoop – al die gesteldheden en geestelijke ervaringen doen ertoe. Al die zaken doen mee in het luisteren naar een preek.

Als we het lijden van Jezus overdenken, dan verootmoedigen wij ons vanwege onze zonde en schuld. Als we de boodschap van Zijn opstanding als overwinning op de dood horen, dan daalt de vreugde neer in ons hart en kijken we hoopvol de wereld in. De boodschap van heil raakt ons in onze existentie. Het nestelt zich in ons gemoedsleven, in onze gedachten en overwegingen. Dat noemen we ook wel de bevindelijke kant van het geloof. We mogen soms ook iets van het Woord van God ondervinden.